Fossiele resten van dinosauruseieren uit China, Argentinië en Zuid-Afrika, waaronder delen van een flinterdunne eierschaal, zijn met hun bijna 200 miljoen jaar de alleroudste eierschalen die ooit zijn gevonden. Het onderzoek van de schalen werd uitgevoerd door Koen Stein van de vakgroep AMGC van de VUB. De schalen, met een dikte van niet meer dan 100 micrometer, zijn niet dikker dan een menselijke haar. Het onderzoek van Stein wordt vandaag gepubliceerd in Scientific Reports (https://www.nature.com/articles/s41598-019-40604-8).
De eierschalen zijn afkomstig van Plateosaurus-achtige dino’s (Lufengosaurus uit China, Massospondylus uit Zuid Afrika en Mussaurus uit Argentinië, allemaal ‘prosauropoden’ en voorouders van de sauropode dinosaurussen, ook wel langnekken genoemd), die leefden in het Vroege Jura-tijdperk. Met hun leeftijd tussen 195 en 198 miljoen jaar zijn ze zonder discussie de oudste eierschalen die tot nu werden gevonden. “Nochtans leefden er al eierleggende reptielen, onder andere verre voorlopers van dinosauriërs en zoogdieren in de 120 miljoen jaar daarvoor, vanaf het Carboon”, zegt Koen Stein. “Alleen zijn daarvan nog geen eierschalen teruggevonden. Misschien waren de eerste eierschalen te fragiel om zo lang te bewaren en te fossiliseren. De vraag is ook of ze überhaupt wel bestaan. Misschien ligt de oorzaak van het late opduiken van kalkschalige eieren in een combinatie van fysiologische en omgevingsfactoren: de periode dat de eerste eierschalen in de fossiele records verschijnen, is ook onderhevig aan sterke schommelingen van het atmosferische zuurstofgehalte. Als er weinig zuurstof in de lucht zat, was een eierschaal mogelijk een extra hindernis voor ademhaling. Het is dus goed mogelijk dat eieren voor 200 miljoen jaar geleden enkel uit een stevig membraan bestonden.”
Om helemaal zeker te zijn dat het hier echt om kalkhoudende eierschalen ging, onderzocht Stein de fossiele resten nauwgezet in het laboratorium, waar zijn these bevestigd werd. Het onderzoek is een uitloper van eerder onderzoek dat in Nature werd gepubliceerd in 2013 en waarvan Stein ook co-auteur was. Toen werden in China fossielen ontdekt van een Lufengosaurus die zo klein was, dat het haast wel een juveniel moest zijn. “We kwamen toen tot de conclusie dat de beenderresten van een embryo waren”, zegt Stein. “Alleen was er van een ei geen duidelijk spoor te bekennen. We konden alleen vermoeden dat het er geweest was.”
De eieren uit Steins onderzoek hadden een diameter van zes tot tien centimeter. Het waren dus hele kleine eieren, met ook heel dunne schalen, met een dikte vergelijkbaar met een menselijke haar. Zulke eieren zijn heel kwetsbaar en erg gevoelig voor uitdroging, en zijn dus hoogstwaarschijnlijk in een nest uitgebroed. “Het is fascinerend hoe zulke kleine eieren dieren voortbrengen die op enkele jaren tijd toch wel zeven tot tien meter lang werden en honderden kilo’s wogen.” voegt Stein er aan toe.
Verder onderzoek moet nu duidelijk maken hoe de voortplantingsbiologie van de dinosauriërs er kan hebben uitgezien. “Veel recente reptielen hebben eerder lederachtige eierschalen”, weet Stein. “Sommige zijn zelfs levendbarend en ontwikkelen een soort placenta. Dinosauriërs; en ook de vogels, krokodillen en schildpadden hebben die evolutie niet gekend, en leggen uitsluitend eieren waarvan in de schaal flink wat kalk zit verwerkt. Harde schalen kunnen een belangrijke bron van calcium zijn voor het embryo, en bieden bovendien een betere bescherming tegen predatoren. Ze kunnen dus een evolutionair voordeel hebben opgeleverd indien levendbarendheid geen mogelijkheid was. Maar het blijft een mysterie. Verder onderzoek en opgraving van nieuwe fossielen kan helpen al deze vragen op te lossen.”