Een VUB-onderzoek over leerlingenparticipatie bij derdegraadsleerlingen ASO in negen Vlaamse en Brusselse scholen geeft aan dat de meeste scholieren vinden dat participatie er vooral is om de schijn op te houden. Ze vinden met andere woorden dat ze wel veel input mogen geven, maar dat er met hun ideeën langs de outputzijde, met name in het beleid in een school, bitter weinig gebeurt. Tenzij hun ideeën passen in het kraam van de school.
“Leerlingen zijn zeer kritisch over hun scholen als het over participatie gaat”, zegt Marte Jespers, sinds kort Master in de Agogische Wetenschappen aan de VUB. “De leerlingenraden in de scholen zijn volgens de scholieren eigenlijk black boxes: er gaat vanalles in, maar er komt zeer weinig uit.”
Jespers ging voor haar onderzoek op bezoek in negen scholen in Brussel, Antwerpen en Leuven en interviewde er zowel leerlingen die nu al in een leerlingenorgaan zetelen als andere, die nog nooit actief hadden deelgenomen aan enige vorm van leerlingenparticipatie. De resultaten waren verrassend. Enerzijds vinden de meeste leerlingen dat er met hun verzuchtingen zo goed als geen rekening wordt gehouden, anderzijds weten ze niet goed hoe de participatie dan wel moet worden georganiseerd.
“Echte leerlingenparticipatie is erg belangrijk”, zegt Jespers. “Ze biedt een hele reeks voordelen die in de vakliteratuur al ettelijke jaren beschreven staan. De culturele kloof tussen de leerlingen wordt er kleiner door, het welbevinden van de gemiddelde leerling gaat erop vooruit, leerlingen leren er samenwerken. Er is ook wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat scholieren door de participatie klaar worden gestoomd voor hun latere rol in de democratie en dat ze er meer voeling door krijgen met de democratische processen in maatschappij en politiek. Verder toont ander onderzoek aan dat bij leerlingen met een sociaal-economische achterstand, de kloof met de rest van de schoolgemeenschap kleiner wordt door deel te nemen aan de besluitvorming. Helaas zien we dat juist die leerlingen soms aan de kant blijven staan als er leerlingenraden worden gekozen.”
“De positieve effecten van leerlingenparticipatie worden gereduceerd als leerlingen voelen dat ze te maken hebben met schijnparticipatie”, stelde Jespers vast. “Bij mijn bevraging werd de participatie meestal afgedaan als een illusie. En dat is jammer.”
Nochtans zijn die leerlingen ook bereid te accepteren dat participatie niet het allerbelangrijkste onderdeel is van hun schoolleven. “Ze zijn kritisch voor het beleid op hun school, maar hebben begrip voor de grenzen die aan de participatie worden gesteld”, aldus Jespers. “Ze zijn van mening dat ze, als ze het zelf voor het zeggen zouden hebben in de school, bijlange niet altijd de juiste beslissingen zouden nemen. Ze zijn dus scherp in hun analyse, maar mild in hun oordeel.”