Doctoraatsonderzoek aan de VUB wijst uit dat de meeste ongevallen met fietsende jongeren gebeuren op wegen zonder fietsinfrastructuur. Fietsers kiezen vaak voor rustige wegen met weinig ander verkeer. Paradoxaal genoeg gebeuren daar de meeste ongevallen, omdat er geen fietspaden zijn.
Om de fietsgewoontes en -ongevallen bij jongeren in kaart te brengen en de rol van fietsinfrastructuur hier in, liet Jef Vanparijs v oor zijn onderzoek 1345 Vlaamse schoolgaande tieners tussen tussen 15 en 18 jaar een zogenaamde ‘travel diary’ of dagboek bijhouden. Daarin staat hoe ze van en naar de school gaan. Bijna de helft (47 procent) van de Vlaamse jongeren blijkt minstens één keer per week met de fiets naar school te gaan. 27 procent neemt dagelijks de fiets. Tieners kiezen vaker voor de fiets voor korte afstanden en of als de route langs rustige wegen loopt met minder verkeersdrukte. De aanwezigheid van fietsinfrastructuur zoals al dan niet afgescheiden fietspaden blijkt echter geen rol te spelen in het gebruik van de fiets.
Uit het onderzoek blijken de rustige routes vaak de gevaarlijkste: 67% van de fietsongevallen waar tieners bij betrokken zijn, gebeuren op routes met minder druk verkeer. In 79 procent van de gevallen ligt een menselijke fout aan de basis van het ongeval en 21 procent van de ongevallen wordt veroorzaakt door de infrastructuur.
“De rustige wegen doen jongeren makkelijker op de fiets stappen, wellicht omdat ze denken dat die veiliger zijn”, zegt Jef Vanparijs (VUB). “Maar eigenlijk is dat niet het geval, omdat er bij dergelijke wegen vaak geen apart fietspad is. Dat vertaalt zich dan in een grotere kans op een ongeval wanneer je fietst langst dergelijke wegen dan via een drukkere straat maar met een apart fietspad. Drukke straten verkeersveiliger maken door de toegelaten snelheid te verlagen tot bijvoorbeeld 30 km per uur en op alle types wegen voldoende fietsinfrastructuur voorzien is dus de boodschap om fietsen veiliger te maken en meer mensen aan het fietsen te krijgen.”
Het doctoraatsonderzoek van Vanparijs werd begeleid door promotoren prof. dr. Bas de Geus, prof. dr. Romain Meeusen (VUB) en prof. dr. Luc Int Panis (UHasselt). Vanparijs ontving financiële steun voor zijn onderzoek van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en van Levenslijn.