VUB-doctoraatsonderzoek van Roselien Pas toont aan dat pijneducatie succesvol werkt bij kinderen die te kampen hebben met aanhoudende pijn. Een vijfde van de Belgen heeft last van chronische pijnklachten waar geen duidelijke oorzaak voor gevonden kan worden. Eerder wetenschappelijk onderzoek van de VUB onderzoeksgroep Pain in Motion wees al uit dat volwassen patiënten minder pijn ervaren als ze begrijpen wat pijn is en hoe die ontstaat. Dat geldt dus evenzeer voor kinderen.
Pijn ontstaat doorgaans doordat een zenuw in ons lichaam geprikkeld wordt en een signaal stuurt naar de hersenen dat er iets fout is, bijvoorbeeld bij een val of een snijwonde. Bij chronische pijnpatiënten stuurt het zenuwstelsel echter constant dergelijke gevaarboodschappen door naar de hersenen, ook wanneer er fysiologisch of anatomisch niets (meer) aan de hand is en het gevaar dus weer geweken is. Dat is het gevolg van een overgevoelig zenuwstelsel.
“Je kan zo’n overgevoelig zenuwstelsel of centrale sensitatie vergelijken met een alarmsysteem dat te scherp afgesteld staat en soms schijnbaar uit het niets begint te loeien”, verklaart prof. Ickmans, die het onderzoek van Pas begeleidde. “Factoren als stress, angst of opkroppen van emoties versterken die alarmsignalen nog, waardoor patiënten nog meer pijn ervaren”
Pijneducatie is een beproefde behandelingsmethode bij volwassen pijnpatiënten. De patiënten krijgen toelichting over wat pijn is, hoe die ontstaat en welke factoren pijn in de hand werken. Om na te gaan of deze aanpak ook werkt bij kinderen, hield Roselien Pas, in het kader van haar doctoraat in de Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie een experiment met 28 kinderen tussen 6 en 12 jaar die lijden aan chronische aspecifieke buikpijn. De ene helft van de participanten en hun ouders kregen een klassieke behandeling, waarbij een verpleegkundige uitleg gaf over het spijsverteringsstelsel, de invloed van stress op de klachten en ademhalingsoefeningen. De andere helft kreeg daarbovenop ook nog pijneducatie.
Kinderen die pijneducatie kregen, waren in de weken na het experiment minder gevoelig voor pijn. Daarnaast waren ze minder geremd in hun dagelijkse (schoolse, familiale, sociale, en recreatieve) activiteiten en ervaarden ze minder angst voor pijn. Bovendien had dit ook een impact op de ouders van deze kinderen. Zij piekerden minder over de pijnklachten van hun kind.
“Constante pijn heeft een grote invloed op het leven en de ontwikkeling van een kind”, besluit prof. Ickmans. “Ze missen vaak hobby’s, feestjes bij vriendjes maar ook lessen waardoor ze het minder goed doen op school. Het weegt ook door bij de ouders die vaak lang en vruchteloos dokters zoeken die een verklaring en oplossing hebben voor de klachten van hun kind. Dat we die jonge patiënten nu ook kunnen helpen met onze therapie en hen zo meer levenskwaliteit kunnen bezorgen is absoluut een belangrijke stap voorwaarts.”