Image default
AardeArchéologieBiologieGeologieKlimaatPaleontologietelex

KBIN-paleontologen beschrijven nieuwe vinvissensoort uit Antwerps fossiel walvissenkerkhof

Twee paleontologen, Mark Bosselaers van het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel (KBIN) en zijn Italiaanse collega Michelangelo Bisconti, hebben een nieuwe soort fossiele vinvis beschreven die tussen 5,3 en 3,6 miljoen jaar geleden in de Noordzee zwom. Het gaat om een voorouder van de huidige vinvissen. De fossiele vinvis kreeg de naam Protororqualus wilfriedneesi, een naam die verwijst naar zijn vinder Wilfried Nees, die het fossiel twintig jaar geleden opgroef in Wommelgem. De nieuwe soort is de zoveelste schakel in de inmiddels indrukwekkende Antwerpse collectie walvissenfossielen, waarvan het grootste deel bewaard wordt in het KBIN.

De fossielen van Protororqualus wilfriedneesi zijn gevonden in de Formatie van Kattendijk, een zandlaag van 3,6 miljoen tot 5,3 miljoen jaar oud jaar (Vroeg Plioceen), die dagzoomt in onder meer het noordwesten van de Kempen. Na de grondige studie van de schedel en het gehoorbeen blijkt Protororqualus wilfriedneesi een voorheen onbekende walvissensoort en een verre voorloper van de huidige vinvissen (een familie die onder meer de blauwe vinvis, de bultrug en gewone vinvis omvat).

Vergelijking van de schedel van een moderne dwergvinvis (rechts) en de fossiele vinvis die in Wommelgem geonden werd. Let vooral op de positie van het spuitgat in de schedel. (Beeld Mark Bosselaers)

Eigenaardig genoeg, gezien zijn geologische leeftijd, vertoont het fossiel nogal wat primitieve kenmerken, die zich vooral situeren ter hoogte van de schedel. “Het spuitgat staat erg ver naar voren”, zegt Bosselaers. “In de loop van de evolutie is dat spuitgat bij walvissen, eigenlijk hun neus, steeds verder naar achter verschoven, waardoor ze hun hoofd niet helemaal meer uit het water moeten steken om te ademen. Het spuitgat bij het Wommelgemse fossiel ligt dertig tot veertig centimeter verder naar voor dan bij zijn huidige soortgenoten. Verder zit er een belangrijk verschil in de vorm van het achterhoofd, dat niet klokvormig is als bij nu levende vinvissen, maar eerder driehoekig en vooraan toelopend in een punt. De nu nog levende soorten hebben daardoor een veel grotere herseninhoud. Ook het formaat van de vinvis is speciaal: het dier was ongeveer zeven tot acht meter. Een groot deel van de kleinere walvissensoorten zijn in de loop van de laatste ijstijd verdwenen. De nu nog rondzwemmende vinvissen zijn allemaal reuzen. Zelfs de dwergvinvis haalt nog een lengte van tien tot twaalf meter. De andere soorten zitten daar ver boven, waarmee ze de grootste carnivoren zijn ter wereld.”

(Foto KBIN)

“Aan de dunne, lange en kromme ellepijp zie je dat het een vinvis is”, zegt Bosselaers. “Vinvissen hebben lange flippers waarmee ze actief achter hun prooien aangaan. Noordkapers, met hun korte flippers zijn passiever, en liggen als het ware te wachten tot er een prooi in hun muil zwemt.”

Uit Noord-Italië is een nauw verwante soort bekend, Protororqualus cuvieri. Die is nog primitiever. Dat doet vermoeden dat deze vinvissen zich vanuit de Middellandse Zee naar de Atlantische Oceaan hebben verspreid, tot aan de oostkust van de Verenigde Staten, waar ook primitieve vinvissen zijn opgegraven uit het Plioceen.

Velen vragen zich af waarom er zoveel walvissenfossielen in de provincie Antwepen gevonden worden. “In elke bouwput in Antwerpen vind je wel enkele fossiele botfragmenten”, weet Bosselaers. “Dat komt omdat de kustlijn tot het prille begin van de ijstijd ergens bij de Vlaamse Ardennen lag en dat op de plek waar Antwerpen nu ligt het dan volle zee was. Antwerpen bevond zich tijdens het Plioceen ongeveer 35 kilometer buiten de toenmalige kustlijn, in een zee die ergens tussen 20 en 30 meter diep was. In die tijd was de Noordzee nog een belangrijk voortplantingsgebied voor walvissen die tijdens de zomers uit het noordpoolgebied naar het zuiden afzakten om hun jongen te werpen, met grote kuddes in onze buurt voor gevolg. Met een dergelijke concentratie walvissen, waaronder veel jonge dieren, kan het al eens misgaan en stierven er geregeld dieren, waarna ze naar de zeebodem zonken er en soms ook fossiliseerden. Het zijn die fossiele resten die we nu terugvinden.

Naar verluidt zijn er in de provincie Antwerpen al tientallen onbeschreven soorten teruggevonden. De allereerste geregistreerde vondsten dateren van de negentiende eeuw, toen de Antwerpse fortengordel gebouwd werd. Die fossielen werden destijds beschreven door de paleontoloog en Mechelaar Van Beneden die de collectie in het KBIN in Brussel deponeerde en bestudeerde. Helaas was het pionierswerk van Van Beneden niet altijd even secuur en legde hij skeletdelen van verschillende individuen samen. Soms waren die niet eens op dezelfde plek gevonden. Hij vermengde daarmee ook verschillende soorten, een puzzel die Bosselaers de voorbije 25 jaar alsnog probeert te corrigeren.

De fossielen van Protororqualus wilfriedneesi zijn toegevoegd aan de rijke walvissencollectie van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. “Een mooie aanwinst”, zegt paleontoloog Stijn Goolaerts (KBIN). “Werkzaamheden zijn doorgaans hét moment om walvissenfossielen te vinden. Maar vaak gaan ze onherroepelijk verloren omdat niemand ze signaleert of omdat we niet de tijd krijgen om ze te bergen. In tegenstelling tot archeologische vondsten is er geen wetgeving die het paleontologisch materiaal beschermt.

We blijven afhankelijk van de goodwill van werfleiders en bouwpromotoren en we steunen op vrijwilligers die ons vindplaatsen aanwijzen en helpen bij het opgraven.”

De studie verscheen in het vaktijdschrift PeerJ.

De antropogene seismische ruis is laag

Christian Du Brulle

ULB-onderzoek vindt verklaring voor aangroei van huid die wordt uitgerokken

Christian Du Brulle

Indrukwekkende bloei van Zeevonk op de Noordzee

frans