Image default
Samenlevingtelex

In Brussel blijken de kwalen erg duurzaam

Een recente studie van de hand van Professor Sociologie Mathieu Berger (UCL) geeft aan dat er na vijfentwintig jaar wat sleet zit op de Brusselse wijkcontracten. Die wijkcontracten, de Brusselse manier om in te grijpen in het stedelijke weefsel van de verpauperde volksbuurten van de hoofdstad, zijn nog wel nuttig, maar worden steeds meer overbodig gemaakt door de in 2016 ingevoerde en grootschaliger stadsvernieuwingscontracten’. Sommigen vrezen dat die echter minder aandacht zullen hebben voor participatie en voor de sociaal-economische realiteit van die wijken.

“Nochtans hebben die wijkcontracten heel wat in beweging gezet”, zegt Berger, die ook actief is in het Brusselse Metrolab, een interuniversitair laboratorium voor toegepast stadsonderzoek. “Ze streefden een geïntegreerde en gecontextualiseerde aanpak na voor de probleemwijken, en vroegen een grote betrokkenheid van alle actoren op het terrein: de politiek, belangengroepen, particuliere beleggers, verenigingen én buurtbewoners. Met de wijkcontracten kwam bovendien tegelijk een competitieve dynamiek op gang tussen de vele jonge studiebureaus, die samen met bestaande en nieuwe architectenbureaus mee surften op de regelmaat waarmee de talrijke wijkcontracten jaar na jaar werden ingesteld. Zij kregen de kans mee hun stempel te drukken op het stedelijke weefsel.”

Integrale aanpak

Over een periode van vijfentwintig jaar werden binnen de wijkcontracten niet minder dan 550 bouwprojecten gerealiseerd, met 1730 nieuwe woningen, kwamen er 130 buurtvoorzieningen en werden 850 sociaal-economische activiteiten georganiseerd. Het nieuwe beleid van politiek Brussel was een antwoord op de rellen in Vorst en Sint-Gillis van mei 1991, tijdens dewelke 220 relschoppers werden opgepakt. De oproer gaf aan dat er een fundamenteel probleem was in sommige Brusselse wijken. De rellen verspreidden zich als een olievlek over andere gemeenten van het gewest, wat leidde tot vergelijkingen met gelijkaardige opstootjes van geweld in de Parijse banlieus.

De rellen van ’91 waren de directe aanleiding voor de Ordonnantie voor de herwaardering van de wijken uit 1993, waarin gezocht zou worden naar geïntegreerde oplossingen voor de probleemwijken. “In eerste instantie was die integrale aanpak een prioriteit”, zegt Berger. “Hoewel het sociaal-eonomische luik in de vroege wijkcontracten nog ondergeschikt was aan de materiële renovatie van de wijken, toch was het al een serieuze evolutie vergeleken met de methodes die in de jaren ’70 werden gehanteerd, wanneer de Brusselse stadsvernieuwing zich beperkte tot slopen en nieuwbouw. Niettemin verwachtte de politiek dat de wijkcontracten de probleemwijken nieuw leven zou inblazen, zeker na 1997, toen de projecten meer resultaatgericht werden en men ging streven naar een grotere participatie van de wijkbewoners.”

Routine

Gaandeweg verslapte toch die focus en werden de wijkcontracten een soort van routine, een immer voortmalende machine die niet te stoppen leek. “Eigenlijk zijn de contracten erg nuttig geweest omdat ze zorgden voor de broodnodige basisvoorzieningen in de meest achtergestelde Brusselse wijken en er de omgevingsvoorwaarden creëerden die noodzakelijk waren om er goed en fatsoenlijk te kunnen leven. Ze bleken echter geen overtuigende oplossing voor de stedelijke armoede en de sociale ongelijkheid in de stad. De kwalen van Brussel blijken dus erg duurzaam. Terwijl de wijkcontracten steeds efficiënter en productiever werden inzake stadsrenovatie, werd het almaar moeilijker om er hun sociale en politieke betekenis in terug te vinden. Deze paradox is een van de belangrijkste thema’s in de studie.”

Berger vraagt zich af of we nu alle hoop moeten stellen in de nieuwe, grootschalige stadsvernieuwingscontracten. “Eigenlijk zijn die projecten meer van hetzelfde, maar dan op een andere schaal en met meer middelen. In het licht van de klassieke wijkcontracten hebben sommigen gemeend dat het volstond om simpelweg hun schaal te vergroten. Alle aandacht ging naar de mogelijkheden van een eenvoudige update en upgrade van het bestaande herwaarderingsinstrument en naar de technische en institutionele complexiteit die dat met zich mee bracht. De focus op het begrijpen van de Brusselse kwalen, waarvoor de stadsvernieuwscontracten de oplossing moesten worden, verslapte. Het is bijlange niet zeker dat renovatie op dit ogenblik nog de enig zaligmakende oplossing is voor de bestaande stedelijke problemen. Maar daarover moeten anderen dan weer beslissen. Deze studie heeft tot doel het publieke debat weer op gang te trekken over het voortzetten en bijsturen van het Brusselse stedelijke beleid.”

De lijvige studie van Berger, onder de titel De levensduur van een beleid, verschijnt deze week en is een uitgave van de architectuurstichting CIVA.

Renoveren zonder afval: Brusselse studente krijgt Prijs voor de Scriptie in Circulaire Economie

Christian Du Brulle

ULB-studie: Kinderen bezorgen moeders een serieus carrièrenadeel

Christian Du Brulle

Euro Space Center heropent deuren na forse investering

Christian Du Brulle