Een fossiel van een walvis met vier poten, in 2011 opgegraven in Playa Media Luna, in de woestijn van Pisco Basin in Peru, is het oudste fossiel in zijn soort dat ooit op het continent gevonden werd. Het bewijst dat vierpotige walvissen Zuid-Amerika bereikten meer dan 42,6 miljoen jaar geleden. De dieren bewogen zich min of meer voort als otters. De nieuwe vondst werd recent gepubliceerd in het vaktijdschrift Current Biology en illustreert een sleutelfase in de evolutie en verspreiding van vroege walvissen. De vindplaats van het fossiel geeft aanwijzingen over de route die de dieren destijds volgden om de nieuwe wereld te bereiken. Het fossiele skelet illustreert ook de anatomische aanpassingen die de walvissen hadden doorgemaakt.
De vierpotige walvis, die naar de wetenschappelijke naam Peregocetus pacificus – dat betekent letterlijk: ‘de reizende walvis die de Stille Oceaan bereikte’ – beschikte over een stevig stel zwempoten, inclusief vliezen aan de voeten, en over een krachtige zwiepstaart, net als de otters. Het had een lengte die varieerde tussen 3,4 en 4 meter. “De poten van het dier konden het lichaamsgewicht dragen, dus Peregocetus was in staat om aan land rond te kruipen”, zegt paleontoloog Olivier Lambert van Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), die het skelet samen met collega’s in Peru, Italië en Frankrijk opgroef en beschreef. “We zien dat onder meer omdat het bekken stevig aan het heiligbeen vastzit. En de voor- en achterpoten lijken erg op die van de voorouders van Peregocetus uit Zuid-Azië. Je ziet zelfs nog sporen van kleine hoeven aan de tenen en vingers.”
Peregocetus moet een voortreffelijke zwemmer zijn geweest. “De anatomie van de eerste staartwervels lijkt op die van amfibische zoogdieren zoals otters en bevers”, zegt Lambert. “Met golvende verticale bewegingen van het achterste deel van het lijf, inclusief de stevige staart, moet Peregocetus zich in het water hebben voortgestuwd, geholpen door zijn grote voeten en lange tenen die wellicht vliezen hadden.”
De walvissen evolueerden meer dan 50 miljoen jaar geleden in zuidelijk Azië uit gehoefde viervoetige landzoogdieren die niet groter waren dan een wolf. Sommige soorten pasten zich geleidelijk aan een leven in het water aan, maar konden toch nog over land bewegen. Fossiele vondsten wijzen uit dat die amfibische walvissen zich vanuit het gebied van India en Pakistan naar Noord-Afrika hebben verspreid.
Het Peregocetus pacificus-fossiel vertelt ons nu meer over wat zich daarna afspeelde. Door het ontbreken van goede en volledige fossielen bleef dat lang een mysterie. Het is ook het meest complete skelet van een viervoetige walvis buiten India en Pakistan.
Sommige viervoetige walvissen zijn verder geëvolueerd tot de basilosauriden, met veel kortere achterpoten. Basilosauriden bewogen zich voornamelijk voort met hun staartvin, en waren volledig marien. Uit die familie
zullen later de twee groepen walvissen ontstaan die we vandaag nog kennen: baleinwalvissen (Mysticeti), zoals de bultrugwalvis en de blauwe vinvis, en tandwalvissen (Odontoceti), zoals dolfijnen en potvissen.
Het Pisco Basin in Peru is een hotspot voor walvisfossielen. Zo vond het internationale team met Olivier Lambert in 2017, op 200 meter van de plek waar Peregocetus pacificus is opgegraven, een 36,4 miljoen jaar oude nazaat van de basilosauriden en de oudste voorouder van de baleinwalvissen tot nu toe: Mystacodon selenensis.