Resultaten van recent onderzoek in het kader van het Fingerprint Project, een samenwerking tussen de Koninklijke Bibliotheek in Brussel en de KULeuven, duiden er mogelijk op dat een tekening uit het bezit van de Koninnklijke Bibliotheek dateert van na de dood van Pieter Bruegel de Oudere. Het onderzoek, dat in december 2018 tijdens het Bruegel-symposium in Wenen werd voorgesteld, kan ook gevolgen hebben voor de authenticiteit van andere tekeningen, die overal in Europa en de Verenigde Staten in collecties zitten en die tot dezelfde zogenaamde Lugt-groep behoren.
Van die Lugt-groep zit één exemplaar in de collectie van de Koninklijke Bibliotheek. De Lugt-groep is een reeks van tekeningen die wat atypisch zijn voor het oeuvre van Bruegel. “Tot nu werd aangenomen dat Bruegel ze tekende tijdens of kort na zijn terugkeer van zijn Italië-reis, in de periode 1553-1554”, zegt Joris Van Grieken, curator van de prentencollectie van de Koninklijke Bibliotheek. “Het is één van de drie Bruegel-tekeningen die in ons bezit zijn, maar het enige exemplaar uit die Lugt-groep. Bij analyse van de inkt waarmee het werk gemaakt werd, bleek dat er een duidelijke concentratie van het chemisch element nikkel in de inkt zat. Dat nikkel is daar niet bewust bijgemengd, het is afkomstig van ijzererts. IJzer was wel een heel zorgvuldig gekozen ingrediënt voor het aanmaken van inkt in die tijd. Inkt met een duidelijke aanwezigheid van nikkel is waarschijnlijk gemaakt met ijzer dat gewonnen werd uit ijzererts dat afkomstig was uit Zweden. De import van ijzererts uit Zweden kwam, voor zover we nu weten, pas op gang in het begin van de zeventiende eeuw.”
De andere drie tekeningen die werden onderzocht, met de welluidende namen Luxuria (1557), Prudentia (collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Brussel) en Justitia bevatten stuk voor stuk geen nikkel, zelfs geen sporen ervan. “Er was al eerder discussie over die tekeningen uit de Lugt-groep”, weet Van Grieken. “Het zijn de enige tekeningen met een verticale compositie. Ze doen ook qua stijl en onderwerp erg Italiaans aan en weerspiegelen niet de iconografie die we van Bruegel gewoon zijn. De tekeningen van die Lugt-groep werden bijna een eeuw geleden door Fritz Lugt aan Bruegel toegeschreven. Pas in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw kregen ze een vaste stek in het oeuvre van Bruegel. Er zijn in de 17de eeuw ontzettend veel kopieën en varianten van gemaakt, waarvan we soms niet zeker zijn welke de originelen, en welke de kopieën zijn. Ons onderzoek hoopt daar een beter inzicht in te verschaffen. Het is nu echter nog te vroeg voor te voorbarige conclusies. Ijzererts met een nikkelconcentratie kwam ook voor in ingeslagen meteorieten en in afzettingen van vulkanische oorsprong. Over de vroege kleinschalige ontginning van deze ertsen is nog te weinig bekend. Als de originele bladen uit deze groep inderdaad zijn ontstaan tijdens Bruegels reizen, bestaat de mogelijkheid dat hij voor het maken van de inkt een locaal gewonnen erts heeft gebruikt met de eerder zeldzame samenstelling. De resultaten kunnen de aanleiding zijn om op grotere schaal de tekeningen van de Lugt-groep grondig te onderzoeken.”
De tekeningen van Bruegel zijn van onschatbare waarde. Wat weinigen weten is dat Bruegel in onze streken eigenlijk zijn bekendheid vooral verwierf door de productie van prenten, die in relatief grote oplages werden gedrukt, al ten tijde van de meester zelf. Bruegel deed daarvoor een beroep op de Antwerpse uitgever Cock. “De meeste schilderijen van Pieter Bruegel de Oudere verdwenen haast onmiddellijk nadat ze werden afgewerkt in privécollecties. Het leeuwendeel ervan kwam terecht in Wenen, waar ze nu nog altijd in het Kunsthistorisches Museum hangen. Bruegel kon, nog voor hij echt bekend werd, financieel overleven door tekeningen te maken en die te laten uitgeven als prenten. Ze maakten zijn werk op internationale schaal bekend.”
“Het tekenwerk van Bruegel uit die periode wordt niet, of slechts heel af en toe, weerspiegeld in zijn schilderwerk”, zegt Van Grieken. “Hij maakte die tekeningen als op zich staande werken, en daarom zijn zo ook zo belangrijk. De prenten, en de originele tekeningen die hij er als ontwerp voor maakte, zijn het onderwerp van ons Fingerprint-onderzoek. We proberen, aan de hand van multidisciplinair onderzoek een beeld te krijgen van de relatieve chronologie van de afdrukken, van de tekeningen zelf, én van de gebruiksgeschiedenis van de drukplaten die ervan gemaakt werden. We weten dat er van sommige drukplaten afdrukken zijn gemaakt tot laat in de zeventiende eeuw. De slijtage op die platen en de microscopische kenmerken van de afdrukken kunnen ons informatie geven over de hoeveelheid afdrukken die in de loop der jaren zijn geproduceerd en over de periode waarin dat is gebeurd.”
Het Fingerprint Project loopt nog tot 2020 en wordt gefinancierd van het Belspo BRAIN onderzoeksprogramma. Helaas zullen er voor bijkomende analyses van tekeningen die zich in niet-Belgische collecties bevinden meer middelen nodig zijn dan nu beschikbaar. Voor dergelijk onderzoek moeten de installaties voor de analyses verplaatst worden naar de plek waar de tekeningen bewaard worden of moet er plaatselijk gelijkaardige infrastructuur aanwezig zijn. Dat kost handenvol geld, geld dat momenteel nog niet beschikbaar is. Pas als het onderzoek kan worden uitgebreid, kan er volledig uitsluitsel worden gegeven over de authenticiteit van de tekeningen die nu aan Pieter Bruegel de Oudere worden toegeschreven.