Zo’n 1500 jaar geleden verdwenen menselijke nederzettingen haast volledig uit het Congo-regenwoud, waarschijnlijk door een langdurige epidemie van een besmettelijke ziekte. Tot die opmerkelijke conclusie komt een interdisciplinaire en internationale groep van onderzoekers gecoördineerd door Prof. Koen Bostoen (UGent), in samenwerking met onder meer het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA).
De nieuwe studie herziet de bevolkingsgeschiedenis van zeven Afrikaanse landen (Kameroen, de Central-Afrikaanse Republiek, de Democratische Republiek Congo, de Republiek Congo, Gabon, Equatoriaal-Guinea en Angola), omdat er uit blijkt dat de hedendaagse sprekers van Bantoetalen in Centraal-Afrika niet rechtstreeks afstammen van de gemeenschappen die vanaf ongeveer 4000 jaar geleden het regenwoud hebben gekoloniseerd.
De Belgische en veelbesproken passage in Congo, Rwanda en Burundi was, gezien in het licht van de voorbije eeuwen, niet meer dan een korte paragraaf in de lange en bewogen geschiedenis van Centraal-Afrika. Bovendien leefde de moderne mens al vele tienduizenden jaren in de Centraal-Afrikaanse savannes voordat hij voor het eerst in Europa opdook. En lang voordat de eerste Europese expeditie in het Congo-regenwoud doordrong overwonnen onze voorouders daar enorme uitdagingen, zo blijkt de studie.
De onderzoekers gebruikten het aantal beschikbare koolstofdateringen (C14) op archeologische vondsten uit opeenvolgende periodes als indicatie voor de omvang van menselijke activiteit en demografische schommelingen. Ze combineerden dat met een analyse van aardewerkstijlen, die een aanwijzing zijn voor de verspreiding van technologische ontwikkelingen tussen nederzettingen. Deze goed gedateerde archeologische gegevens werden verder vergeleken met genetisch en taalkundig bewijsmateriaal.
Het koppelen van 1149 radiokoolstofdateringen aan 115 aardewerkstijlen uit 726 verschillende sites in het Congo-regenwoud en aangrenzende gebieden maakt de omvang van deze studie uniek. De drie archeologische datasets werden nooit eerder op zo’n grote schaal en voor zo’n lange periode geïntegreerd. Hierdoor konden de onderzoekers aantonen dat in geheel Centraal-Afrika twee periodes van meer menselijke activiteit (± 800 v.C. tot 400 n.C. en ± 1000 tot 1900 n.C.) duidelijk van elkaar gescheiden zijn door een periode van massieve ontvolking, tussen 400 en 600 n.C. Volgens archeoloog Dirk Seidensticker (UGent) kunnen de twee tijdperken gekend als Vroege en Late IJzertijd nu beter gedefinieerd worden voor Centraal-Afrika: “De twee periodes vertonen sterk verschillende aardewerkstijlen die eerst een expansiefase van wijde verspreiding vertonen en dan een regionaliseringsfase met veel meer lokale soorten keramiek. Omdat aardewerk een van de weinige types materieel cultureel erfgoed is dat de tand des tijds heeft doorstaan is dat een belangrijke stap voorwaarts voor de archeologie van het Afrikaans continent.”
Een pandemie als oorzaak van ontvolking?
De grootschalige ontvolking van het Congo-regenwoud rond 400-600 n.C. werd mogelijk veroorzaakt door een langdurige epidemie. Paleobotanist en tropisch woudecoloog Wannes Hubau (UGent & KMMA Tervuren): “De periode viel samen met nattere klimatologische omstandigheden in de regio, wat de uitbraak van een epidemie kan getriggerd hebben.” Er is immers een opmerkelijke overeenkomst in tijd met de Pest van Justinianus (541–750 n.C.), die potentieel heeft bijgedragen aan de val van zowel het Romeinse rijk als het rijk van Aksum in Ethiopië. Deze pandemie doodde mogelijk 100 miljoen mensen in Azië, Europa en Afrika. De nieuwe studie brengt geen hard bewijs dat de ontvolking van Centraal-Afrika effectief het gevolg is van een epidemie, maar het is wel zo dat de Yersinia pestis-bacterie, die de Pest van Justinianus veroorzaakte, al lang aanwezig is in Centraal-Afrika. Eén bepaalde variant ervan, die vandaag nog steeds voorkomt in Congo, Zambia, Kenia en Oeganda, is de oudste levende verwant van de variant die in 14de-eeuws Europa de Zwarte Dood veroorzaakte. “Daarom beschouwen we een aanhoudende pestepidemie als plausibele hypothese voor de waargenomen ontvolking van Centraal-Afrika in de 5de-6de eeuw n.C. », aldus nog Wannes Hubau.
Nieuwe kijk op controversiële Bantoe-Expansie
De initiële migratie van Bantoe-sprekende volkeren vanuit het grensgebied tussen Nigeria en Kameroen tot in zuidelijk Afrika is uniek in de wereldgeschiedenis vanwege haar omvang, snelheid en aanpassing aan verschillende soorten natuurlijke omgeving. Deze zogenoemde “Bantoe-Expansie” had een immense impact op het taalkundige, demografische en culturele landschap van het continent. De Bantoetalen zijn de grootste taalfamilie van Afrika: ongeveer één op drie Afrikanen spreekt 1 of meerdere Bantoetalen.
De kolonisatie van Afrika door Bantoe-sprekers wordt meestal gezien als een lang en ononderbroken proces. De nieuwe studie toont echter aan dat de eerste sedentaire samenlevingen die zich vanaf 700 v.C. in het Congo-regenwoud vestigden opnieuw grotendeels zijn verdwenen tussen 400 en 600 n.C. De Bantoe-taalgemeenschappen in het grootste deel van Congo en omstreken zijn dus misschien wel bijna 1000 jaar jonger dan eerder gedacht. Los van alle zaken die puur wetenschappelijk herdacht moeten worden, illustreert dat fascinerend nieuw inzicht volgens Prof. Koen Bostoen (UGent), historisch taalkundige en Afrikanist, nog maar eens dat Afrikaanse samenlevingen sinds lang vóór de trans-Atlantische slavenhandel en de Europese kolonisatie enorme beproevingen hadden doorgemaakt. “En bovenal hadden ze de veerkracht en inventiviteit om die terug te boven te komen. In deze tijd van pandemie, klimaatverandering en socio-economische malaise voor de overgrote meerderheid van de mensen in Centraal-Afrika is dat toch een hoopgevend inzicht”.
Foto boven dit artikel: Op zoek naar sporen van de eerste nederzettingen van Bantoe-sprekers ten zuiden van het Congo-regenwoud: archeologische opgravingen nabij Idiofa (Kwilu Provincie, DR Congo) in het kader van het BantuFirst-project. (Foto Igor Matonda 2019)