Image default
EconomieMédecineSantéInstitutionsSociétételex

COVID-19-onderzoek UZBrussel: Antistoffen niet bij iedereen even duurzaam

Ce contenu est uniquement disponible en Néerlandais.

In het UZ Brussel is het aantal personeelsleden met COVID-19 antistoffen gehalveerd vijf maanden na de eerste fase van het onderzoek. Dat blijkt uit de derde fase van de COVEMUZ-studie waaraan 2.662 van de ongeveer 3.800 ziekenhuismedewerkers heeft deelgenomen en waarbij de aanwezigheid en ontwikkeling van antistoffen tegen het SARS-CoV-2 virus in het bloed wordt opgevolgd.

In totaal namen 2.662 personeelsleden aan de studie deel, waarvan driekwart vrouwen en een kwart mannen. 21 procent van de deelnemers was jonger dan 30 jaar, 48 procent was tussen de 30 en 50 jaar en 32 procent was ouder dan 50 jaar. Het gaat om alle ziekenhuisprofielen, zowel medisch, paramedisch als niet-medisch personeel. Enkel deelnemers aan fase 1 mochten ook deelnemen aan fase 2 en 3. De overgrote meerderheid van de deelnemers kwam inderdaad ook terug voor een tweede (92,6 procent) en derde (87,8 procent) bloedonderzoek.

De eerste drie fasen zijn ondertussen afgerond: de eerste en tweede fase vonden plaats tussen 18 mei en 12 juni en tussen 13 juli en 7 augustus. Vijf maanden na de eerste fase, tussen 5 oktober en 30 oktober, vond de derde fase plaats.

Antistoffen zijn niet bij iedereen even duurzaam.

Van de 2.662 deelnemers testten 7,4 procent positief op COVID-19 antistoffen in fase 1, 6,8 procent in fase 2 en 5,5 procent in fase 3: een percentage dat nauwelijks hoger is dan dat van de algemene bevolking.

Van de 2152 deelnemers die zowel aan fase 1 als fase 3 hebben deelgenomen én in fase 1 geen antistoffen hadden, testten slechts 1,7 procent bijkomend positief in fase 3. Van de 185 deelnemers met antistoffen in fase 1, bleek slechts 49,7 procent in fase 3 nog over antistoffen te beschikken.

“De resultaten van ons onderzoek tonen aan dat antistoffen bij sommige personen langer aanwezig blijven in het bloed dan bij anderen”, stelt prof. Sabine Allard, kliniekhoofd Interne geneeskunde. « De exacte reden hiervoor is nog niet duidelijk. Het zou eventueel kunnen verklaard worden door de ernst van de COVID-19 symptomen op het moment van de infectie, maar dat gegeven moet nog verder onderzocht worden. Het toont alleszins het belang aan van het blijvend opvolgen van alle beschermingsmaatregelen, ook na een COVID-19-besmetting. »

Positieve test betekent niet noodzakelijk antistoffen.

Van de deelnemers die positief antwoordden op de vraag of zij tussen februari 2020 en de dag van de bloedafname in fase 1 positief testten op een uitstrijk voor COVID-19, bleek 10,2 procent geen antistoffen te hebben. Van de deelnemers die positief antwoordden op de vraag of zij tussen fase 2 en 3 positief testten voor COVID-19 op een uitstrijk voor COVID-19, bleek 24,2 procent geen antistoffen te hebben.

“Het onderzoek dient zich nog te verdiepen over de mogelijkheid dat zij die geen antistoffen aanmaakten ofwel op een later tijdstip toch antistoffen ontwikkelden ofwel een ‘andere’ immuunrespons tegen COVID-19 ontwikkeld hebben », zegt Prof. Sabine Allard. « Want antistoffen zijn niet het enige aspect dat de kracht van een immuunsysteem bepaalt. Zo bestrijden ook witte bloedcellen ziekteverwekkers die het lichaam binnenkomen.”

Het onderzoek SARS-CoV-2 seroprevalence and seroconversion among employees of the Universitair Ziekenhuis Brussel during the 2020 COVID-19 outbreak vond plaats onder leiding van prof. Sabine Allard, prof. Denis Piérard, prof. Deborah De Geyter, prof. Patrick Lacor, dr. M. Sc. Ellen Vancutsem, dr. Hilde Devroegh, dr. M. Sc. Sven Van Laere en prof. Ilse Weets. Voor de financiering kreeg het onderzoek de steun van de UZ Brussel Foundation.

Nouveau label de qualité en matière d’essais cliniques pour l’UZ Brussel

frans

7000 clichés égyptiens anciens accessibles en ligne

frans

VUB en UGent werken samen in nieuwe VRT-leerstoel “Media in samenleving in transitie”

frans